|
BOEK 7A titel 7A BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN, VERVOLG.
EERSTE AFDELING
Algemene bepalingen
Art. 1613a. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon, gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
Art. 1613b. De aanneming van werk is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk van stoffelijke aard tot stand te brengen.
Art. 1613c. 1. Indien de overeenkomst de kenmerken bevat van een arbeidsovereenkomst, en enige andere soort van overeenkomst, zullen zowel de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst als die betreffende de andere soort van overeenkomst, welker kenmerken zij mede bevat, van toepassing zijn; in geval van strijd tussen deze bepalingen zullen die der arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.
2. Indien een aanneming van werk door meerdere soortgelijke overeenkomsten, zij het ook telkens met enige tussentijd, is gevolgd, of indien het, bij het aangaan ener aanneming van werk blijkbaar in de bedoeling van partijen ligt meerdere dergelijke overeenkomsten aan te gaan, in dier voege, dat de verschillende aannemingen tezamen als een arbeidsovereenkomst kunnen worden beschouwd, zullen de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst op deze overeenkomsten gezamenlijk en op elk harer afzonderlijk, met uitsluiting van de bepalingen der zesde afdeling van deze titel, van toepassing zijn. Is evenwel in een dergelijk geval de eerste overeenkomst bij wijze van proef aangegaan, dan zal deze geacht worden haar aard van aanneming van werk te hebben behouden en zullen de bepalingen der zesde afdeling van deze titel op haar van toepassing zijn.
Art. 1613ca. Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden wekelijks tenminste acht uren dan wel gedurende tenminste vijfendertig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst.
Art. 1613cb. Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.
TWEEDE AFDELING
Van de arbeidsovereenkomsten in het algemeen
Art. 1613d. Wanneer een arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt aangegaan, zijn de kosten der akte en andere bijkomende onkosten ten laste van de werkgever.
Art. 1613e. (vervallen bij P.B. 1975, no. 70).
Art. 1613f. 1. Een minderjarige is bekwaam als arbeider arbeidsovereenkomsten aan te gaan, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd.
2. Een mondelinge machtiging kan slechts strekken tot het aangaan van een bepaalde arbeidsovereenkomst. Zij wordt verleend in tegenwoordigheid van de werkgever of van degene, die namens deze handelt. Zij kan niet voorwaardelijk worden verleend.
3. Indien de machtiging schriftelijk is verleend, is de minderjarige verplicht haar ter hand te stellen aan de werkgever, die de minderjarige afschrift daarvan geeft en de machtiging bij het einde der dienstbetrekking aan de minderjarige of diens rechtverkrijgenden teruggeeft.
4. Voor zover zulks niet door het stellen van bepaalde voorwaarden in de machtiging uitdrukkelijk is uitgesloten, staat de minderjarige in alles, wat betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst, door hem ingevolge de verleende machtiging aangegaan, met een meerderjarige gelijk, behoudens het bepaalde bij het derde lid van artikel 1614f. Echter kan hij niet in rechte verschijnen zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger, behalve wanneer de rechter gebleken is, dat de wettelijke vertegenwoordiger niet bij machte is zich te verklaren.
Art. 1613g. Indien een daartoe niet bekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en dientengevolge gedurende vier weken, zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door die vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan dier arbeidsovereenkomst gemachtigd te zijn geweest.
Art. 1613h. Een tussen echtgenoten aangegane arbeidsovereenkomst is nietig.
Art. 1613i. 1. Een door de werkgever vastgesteld reglement is voor de arbeider slechts verbindend, indien is voldaan aan de navolgende vereisten:
1º. dat een volledig exemplaar van het reglement kosteloos door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt;
2º. Dat door of vanwege de werkgever een door deze ondertekend volledig exemplaar van het reglement ter inzage voor een ieder is nedergelegd ter griffie van het gerecht in eerste aanleg, binnen welks rechtsgebied de onderneming, in welke het reglement geldt, gevestigd is;
3º. Dat een volledig exemplaar van het reglement in de Nederlandse taal en op de Benedenwindse en op de Bovenwindse eilanden bovendien onderscheidenlijk in het Papiaments en in de Engelse taal gesteld op een voor de arbeider gemakkelijk toegankelijke plaats, zo mogelijk in het arbeidslokaal, zodanig opgehangen is en blijft, dat het duidelijk leesbaar is. De nederlegging en de inzage van het reglement ter griffie geschieden kosteloos.
2. Het reglement is eveneens slechts verbindend voor zover de inhoud niet in strijd is met de door de arbeider aangegane arbeidsovereenkomst.
3. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
Art. 1613j. 1. Indien gedurende de dienstbetrekking een reglement wordt vastgesteld of het bestaande wordt gewijzigd, is dit nieuwe of gewijzigde reglement voor de arbeider slechts verbindend, indien een volledig exemplaar van het ontwerp daarvan of van de ontworpen wijzigingen algemeen is bekend gemaakt zodanige tijd tevoren, dat hij zich over de inhoud behoorlijk heeft kunnen beraden.
2. Indien de arbeider na vaststelling van het nieuwe of het gewijzigde reglement mededeelt, dat hij zich daarmede niet verenigt, wordt deze mededeling aangemerkt als een opzegging van de dienstbetrekking tegen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement in werking zal treden. Is de tijd tussen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt, en die, waarop het in werking zal treden, korter dan die gedurende welke de dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren, dan is de werkgever schadeplichtig.
3. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
Art. 1613k. Een verklaring van de arbeider, waarbij hij zich verbindt zich met elk in de toekomst vastgesteld reglement of met elke toekomstige wijziging van een bestaand reglement te verenigen, is nietig.
Art. 1613l. Van de bepalingen van het reglement kan alleen dan bij bijzondere overeenkomst worden afgeweken, indien deze schriftelijk is aangegaan.
Art. 1613m. Ter berekening van het in geld vastgestelde loon per dag wordt, voor de toepassing van deze titel, de dag gesteld op tien uren, de week op zes dagen, de maand op vijfentwintig dagen en het jaar op driehonderd dagen. Is het loon, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan wordt als het in geld vastgestelde loon per dag aangenomen het gemiddelde loon des arbeiders, berekend over de laatste voorafgegane dertig werkdagen; bij gebreke van die maatstaf wordt als loon aangenomen het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabij komende arbeid.
Art. 1613n. Het loon van arbeiders, welke niet bij de werkgever inwonen, mag niet anders worden vastgesteld dan in:
1º. geld;
2º. voedsel te nuttigen, alsmede verlichtingsmiddelen te gebruiken ter plaatse waar ze worden verstrekt;
3º. kleding, door de arbeider bij de waarneming der dienstbetrekking te dragen;
4º. een bepaalde hoeveelheid der voortbrengselen van het bedrijf, waarin het loon verdiend wordt, of der grond- of hulpstoffen, in dat bedrijf gebruikt, een en ander voor zover die voortbrengselen of grond- of hulpstoffen, wat aard en hoeveelheid betreft, behoren tot de eerste levensbehoeften van de arbeider en zijn gezin, of als grond- of hulpstoffen, werktuigen of gereedschappen in het bedrijf des arbeiders worden gebezigd, en in ieder geval met uitsluiting van alcoholhoudende drank;
5º. het gebruik van een aangewezen woning of lokaal, van een bepaald stuk grond of stalling voor een bepaald aantal naar de soort aangeduide dieren, toebehorende aan de arbeider of aan een der leden van zijn gezin; het gebruik van een aangewezen woning of lokaal, van een bepaald stuk grond of stalling voor een bepaald aantal naar de soort aangeduide dieren, toebehorende aan de arbeider of aan een der leden van zijn gezin; het gebruik van werktuigen of gereedschappen, alsmede onderhoud daarvan;
6º. bepaalde werkzaamheden of diensten door of voor rekening van de werkgever voor de arbeider te verrichten;
7º. onderricht door of vanwege de werkgever aan de arbeider te verstrekken.
Art. 1613o. 1. Indien bij overeenkomst of bij reglement geen bepaald loon is vastgesteld, heeft de arbeider aanspraak op zodanig loon als ten tijde van het sluiten der overeenkomst voor arbeid als de bedongene, ter plaatse waar deze moest worden verricht, gebruikelijk was.
2. Indien zodanig gebruik niet bestaat, wordt het loon met inachtneming der omstandigheden naar billijkheid bepaald.
Art. 1613p. 1. Voor zover het loon anders dan volgens artikel 1613n geoorloofd is, is vastgesteld, wordt het op een bedrag in geld gewaardeerd en geacht vastgesteld te zijn op het vijfvoud van dit bedrag.
2. Het gehele loon, dat dientengevolge verschuldigd zal zijn, zal echter het overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande artikel berekende loon niet met meer dan een derde mogen overschrijden.
3. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
Art. 1613q. 1. Ongeoorloofd en nietig is elk beding tussen de werkgever of diens vertegenwoordiger en een arbeider, waarbij deze zich verbindt, het loon of zijn overige inkomsten of een gedeelte daarvan op een bepaalde wijze te besteden, of zich zijn benodigdheden op een bepaalde plaats of bij een bepaalde persoon aan te schaffen.
2. Van deze bepalingen zijn uitgezonderd:
1º. het beding, waarbij de arbeider deelneemt in enig fonds, dat naar het oordeel van de Gouverneur voldoende waarborg van soliditeit biedt, of waarbij de arbeider toestemt, dat te zijnen behoeve een inlage in de Curaçaosche Postspaarbank wordt gestort;
2º. ten aanzien van minderjarige arbeiders het beding, dat een gedeelte van het, gedurende de minderjarigheid verdiende, loon door de werkgever ten name van de arbeider zal worden geplaatst in de Curaçaosche Postspaarbank of in een fonds als in sub 1º bedoeld met bepaling, dat het door de arbeider eerst zal kunnen worden opgevorderd, wanneer hij zekere, niet hoger dan eenentwintig jaren te stellen, leeftijd zal hebben bereikt of uit anderen hoofde meerderjarig geworden is of wanneer de rechter in eerste aanleg op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en na verhoor of behoorlijke oproeping van de minderjarige en van de werkgever tot de uitbetaling machtiging heeft verleend.
Art. 1613r. 1. Indien de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als bedoeld bij het voorgaande artikel, met de werkgever enige overeenkomst heeft aangegaan, ontstaat daaruit generlei verbintenis. De arbeider is gerechtigd het reeds te dier zake op zijn loon in rekening geledene of door hem betaalde van de werkgever terug te vorderen, zonder gehouden te zijn tot teruggave van hetgeen hem ter voldoening aan de overeenkomst is verstrekt.
2. Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd.
3. Heeft de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als voormeld, met een ander dan de werkgever enige overeenkomst aangegaan, dan heeft hij het recht dat bedrag van hetgeen hij uit dien hoofde betaald heeft of nog verschuldigd is, van de werkgever te vorderen. De bepaling van het tweede lid is ook ten deze van toepassing.
4. Ieder vorderingsrecht des arbeiders krachtens dit artikel vervalt na verloop van zes maanden.
Art. 1613s. 1. De werkgever kan slechts boete stellen op de overtreding van voorschriften van een reglement, indien die voorschriften bepaaldelijk zijn aangeduid en de boete in het reglement is aangegeven.
2. De overeenkomst waarbij boete wordt bedongen, wordt schriftelijk aangegaan.
3. De overeenkomst of het reglement, waarbij boete is bedongen, moet nauwkeurig de bestemming der boeten vermelden. Zij mogen noch onmiddellijk, noch middellijk strekken tot persoonlijk voordeel van de werkgever zelf of van degene, wie deze de bevoegdheid heeft verleend de arbeiders boete op te leggen.
4. Iedere boete, in een reglement of in een overeenkomst bedongen, moet op een bepaald bedrag gesteld zijn, uitgedrukt in de munt, waarin het loon is vastgesteld.
5. Binnen een week mag aan een arbeider geen hoger bedrag aan gezamenlijke boete worden opgelegd dan zijn in geld vastgesteld loon voor één dag. Geen afzonderlijke boete mag hoger dan dit bedrag worden gesteld.
6. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
7. Het in dit en het volgende artikel bepaalde is mede van toepassing op een door de werkgever bedongen boete als bedoeld in de artikelen 91 tot en met 94 van Boek 6.
Art. 1613t. 1. De mogelijkheid een boete op te leggen laat het recht op schadevergoeding op grond van de wet onverlet. Echter mag de werkgever ter zake van een zelfde feit niet boete heffen en tevens schadevergoeding vorderen.
2. Elk beding strijdig met de tweede volzin van het vorige lid is nietig.
Art. 1613u. (vervallen bij P.B. 2001, 24).
Art. 1613 v. Ieder beding waarbij de arbeider al dan niet gedurende bepaalde tijd beperkt wordt om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn is nietig.
Art. 1613w. Alle akten en geschriften betreffende het aangaan, wijzigen of eindigen van arbeidsovereenkomsten, benevens alle stukken, die door de werkgever en de arbeider of hun wettelijke vertegenwoordigers tezamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.
Art. 1613x. 1. De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de rederij en de schipper en op die tussen de schipper en de scheepsofficieren en scheepsgezellen.
2. Zij zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van personen in dienst van de overheid, tenware zij, hetzij vóór of bij de aanvang der dienstbetrekking door of namens partijen hetzij bij algemene verordening van toepassing zijn verklaard. Indien zij wel van toepassing zijn verklaard worde de overheid ten aanzien dier bepalingen als werkgever beschouwd.
DERDE AFDELING
Van de verplichtingen des werkgevers
Art. 1614. De werkgever is verplicht de arbeider zijn loon op de bepaalde tijd te voldoen.
Art. 1614a. Het loon, naar tijdruimte vastgesteld, is verschuldigd van het tijdstip, waarop de arbeider in dienst is getreden, tot dat van het einde der dienstbetrekking.
Art. 1614b. Geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht.
Art. 1614c. 1. Evenwel behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een betrekkelijk korte tijd, wanneer hij tengevolge van ziekte of ongeval verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, tenzij de ziekte of het ongeval door zijn opzet of onzedelijkheid veroorzaakt of het gevolg is van een lichaamsgebrek, waaromtrent hij bij het aangaan der overeenkomst de werkgever opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven.
2. Komt hem in zodanige geval krachtens de ziekte- of ongevallenregeling of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is bedongen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke vergoeding of uitkering toe, dan wordt het loon verminderd met het bedrag dier vergoeding of uitkering.
3. Eveneens behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een korte tijd, naar billijkheid te berekenen, wanneer hij, hetzij tengevolge van de vervulling ener door algemene verordening of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting, die niet in zijn vrije tijd kon geschieden, hetzij tengevolge van zeer bijzondere, buiten zijn schuld ontstane, omstandigheden, verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten.
4. Onder zeer bijzondere omstandigheden worden, voor de toepassing van dit artikel, begrepen: de bevalling van de echtgenote van de arbeider zomede het overlijden en de begrafenis van een zijner huisgenoten of van een zijner bloed- of aanverwanten in de rechte linie onbepaald en in de tweede graad der zijlinie. Evenzo wordt onder de vervulling ener door een algemene verordening of overheid opgelegde verplichting begrepen de uitoefening der kiesbevoegdheid.
5. Is het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan zijn de bepalingen van dit artikel eveneens van toepassing met dien verstande, dat als loon wordt aangenomen het gemiddelde loon, hetwelk de arbeider, wanneer hij niet verhinderd ware geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.
6. Het loon wordt echter verminderd met het bedrag der onkosten, welke de arbeider zich door het niet verrichten van de arbeid heeft bespaard.
7. Van de bepalingen van dit artikel mag alleen bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden afgeweken.
Art. 1614 ca. 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1614c heeft de vrouwelijke arbeider ingeval van het niet verrichten van arbeid wegens zwangerschap en bevalling, recht op doorbetaling van het volledige salaris gedurende tenminste vier weken voor en ten hoogste zes weken voor de vermoedelijke bevaldatum als zijnde zwangerschapsverlof en gedurende tenminste zes weken na of ten hoogste acht weken na de werkelijke bevaldatum als zijnde bevallingsverlof.
2. De vrouwelijke arbeider bepaalt op grond van een door een huisarts, verloskundige of medisch specialist vastgestelde vermoedelijke bevaldatum en met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, de ingangsdatum van het zwangerschapsverlof.
3. Het zwangerschapsverlof en het bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid, duren samen maximaal twaalf weken, met dien verstande dat het bevallingsverlof, niettegenstaande de achteraf gebleken werkelijke duur van het zwangerschapsverlof, tenminste zes weken duurt.
4. Van het bepaalde in dit artikel kan niet ten nadele van de vrouwelijke arbeider worden afgeweken.
Art 1614d. Ook verliest de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon niet, indien hij bereid was de bedongen arbeid te verrichten, doch de werkgever daarvan geen gebruik heeft gemaakt, hetzij door eigen schuld of zelfs tengevolge van, hem persoonlijk betreffende, toevallige verhindering. De bepalingen van het tweede, vijfde, zesde en zevende lid van het voorgaande artikel zijn van toepassing.
Art. 1614da. 1. Indien een arbeidsduur van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht, niet zijn vastgelegd, dan wel indien de duur van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de arbeider voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
2. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
Art. 1614e. 1. Bestaat het loon voor het geheel of voor een gedeelte in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken, dan heeft de arbeider het recht van de werkgever mededeling te verlangen van zodanige bewijsstukken, als voor hem nodig zijn om tot kennis van dat gegeven te geraken.
2. Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement kan worden bepaald, dat mededeling van de genoemde bewijsstukken, in plaats van aan iedere arbeider afzonderlijk, zal geschieden aan een bepaald aantal arbeiders in dienst van de werkgever of aan een of meer deskundigen inzake boekhouding, allen door de arbeiders bij schriftelijke keuze aan te wijzen.
3. De mededeling van de bewijsstukken door of vanwege de werkgever geschiedt desverlangd onder uitdrukkelijke verplichting van geheimhouding door de arbeider en degene, die hem overeenkomstig het voorgaande lid vervangt; deze kan echter nimmer tot geheimhouding tegenover de arbeider worden verplicht.
4. De verplichting tot geheimhouding is voor zover nodig opgeheven, indien de opgave in rechte wordt betwist.
5. Voor zover het gegeven, in het eerste lid bedoeld, betreft de winst, in des werkgevers onderneming of een deel daarvan behaald, kan van de bepalingen van het eerste lid bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement, ook op andere wijze dan in het tweede lid omschreven worden afgeweken.
Art. 1614f. 1. Een volmacht tot de vordering van loon moet schriftelijk worden verleend.
2. Indien in de in artikel 1613f genoemde schriftelijke machtiging de voorwaarde is opgenomen, dat het in geld vastgestelde loon, geheel of gedeeltelijk, in stede van aan de minderjarige, aan de wettelijke vertegenwoordiger zelf moet worden voldaan, wordt deze ten opzichte van de voldoening van het loon, of van het gedeelte hetwelk hem moet worden voldaan, als de arbeider aangemerkt.
3. Ook indien geen zodanige voorwaarde in de machtiging is opgenomen, wordt het aan de minderjarige verschuldigde in geld vastgestelde loon aan de wettelijke vertegenwoordiger voldaan wanneer deze zich tegen de voldoening aan de minderjarige schriftelijk verzet.
4. In andere gevallen dan die, bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel, is de werkgever door betaling aan de minderjarige behoorlijk gekweten.
5. Voldoening aan derden, in strijd met de bepalingen van dit of het volgende artikel, is nietig.
Art. 1614g. 1. Beslag onder de werkgever op het door deze aan de arbeider verschuldigde loon is niet verder geldig dan tot een derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon. Generlei beperking geldt, indien het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop hij, te wiens behoeve het beslag gelegd wordt, volgens de wet aanspraak heeft.
2. Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de arbeider enig recht op zijn loon aan een derde toekent, is slechts in zoverre geldig als een beslag op zijn loon geldig zoude zijn.
3. Volmacht tot invordering van het loon, onder welke vorm of welke benaming ook door de arbeider verleend, is steeds herroepelijk.
4. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
Art. 1614h. 1. De voldoening van het in geld vastgestelde loon geschiedt in wettig betaalmiddel van de Nederlandse Antillen of met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6, met dien verstande dat in buitenlands geld vastgesteld loon zal worden berekend naar de koers van de dag en plaats der betaling, of indien aldaar geen koers bestaat, naar die der naastbijgelegen handelsplaats, waar een koers bestaat.
2. Wanneer met de berekening van het in geld van een vreemd Rijk vastgestelde loon enige dagen vóór de betaling ervan een aanvang wordt gemaakt, zal kunnen gelden de koers van de dag waarop de berekening geschiedt.
Art. 1614i. De voldoening van het loon, voor zover het in andere bestanddelen dan in geld is vastgesteld, geschiedt volgens hetgeen bij overeenkomst of reglement is bedongen, of in het geval, bedoeld in artikel 1613p, naar de daar gestelde regelen.
Art. 1614j. 1. Voldoening van het loon, voor zover zij anders heeft plaatsgehad dan bij de voorafgaande twee artikelen is bepaald, is nietig. De arbeider behoudt het recht van de werkgever het verschuldigde loon te vorderen, zonder gehouden te zijn hem het bij de nietige voldoening ontvangene terug te geven.
2. Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som, waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd.
3. Ieder vorderingsrecht des arbeiders krachtens dit artikel vervalt na verloop van zes maanden.
Art. 1614k. Indien de plaats der voldoening van het loon niet bij overeenkomst of reglement, of door het gebruik is bepaald, of het loon met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 betaald wordt, geschiedt de voldoening hetzij ter plaatse waar de arbeid in de regel wordt verricht, hetzij ten kantore des werkgevers indien dit gelegen is op hetzelfde eiland waar de arbeider woont, hetzij aan de woning des arbeiders, ter keuze van de werkgever.
Art. 1614l. 1. De uitbetaling van het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon zal geschieden als volgt:
indien het loon bij de week of bij kortere tijdruimte is vastgesteld, telkens na een week;
indien het loon is vastgesteld bij een tijdruimte, langer dan een week, doch korter dan een maand, telkens na verloop van de tijd waarbij het loon vastgesteld is;
indien het loon bij de maand is vastgesteld, telkens na een maand;
indien het loon bij langere tijdruimte dan een maand is vastgesteld, telkens na een kwartaal.
2. De uitbetalingstermijnen, bij dit artikel vastgesteld, zullen door partijen, met onderling goedvinden, steeds mogen worden ingekort.
3. De uitbetalingstermijnen mogen niet dan met schriftelijke toestemming van de Gouverneur worden verlengd, terwijl deze toestemming te allen tijde kan worden ingetrokken.
Art. 1614m. De uitbetaling van het in geld doch niet naar tijdruimte vastgestelde loon, zal geschieden met inachtneming van de bepalingen van het voorgaande artikel, met dien verstande dat dit loon geacht zal worden te zijn vastgesteld bij de tijdruimte, waarbij het loon gewoonlijk wordt vastgesteld voor de arbeid, welke ten aanzien van aard, plaats en tijd het meest nabij komt aan de arbeid, waarvoor het loon verschuldigd is.
Art. 1614n. 1. Voor zover het in geld vastgestelde loon bestaat in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken, zal de uitbetaling geschieden telkens wanneer het bedrag van dat loon kan worden bepaald, met dien verstande, dat de uitbetaling ten minste eenmaal per jaar zal geschieden.
2. Voor zover het gegeven in het eerste lid bedoeld betreft de winst, in des werkgevers onderneming of een deel daarvan behaald en de aard van het bedrijf of het gebruik medebrengt dat deze winst eerst na langer tijdsverloop dan één jaar wordt bepaald, kan bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat de uitbetaling telkens na die bepaling zal geschieden.
Art. 1614o. Indien het loon in geld voor een gedeelte naar tijdruimte en voor een ander gedeelte op andere wijze, ofwel indien het loon in gedeelten naar meerdere verschillende tijdruimten is vastgesteld, zullen voor ieder dier gedeelten de voorschriften der artikelen 1614l tot en met 1614n van toepassing zijn.
Art. 1614p. 1. Bij iedere uitbetaling zal het gehele bedrag van het verschuldigde loon worden voldaan.
2. Echter kan ten aanzien van het in geld, doch afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid, vastgestelde loon bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat telkens, behoudens definitieve afrekening op de eerste betaaldag waarop daartoe de mogelijkheid zal bestaan, zal worden uitbetaald een zeker gedeelte van het loon, bedragende ten minste drie vierden van het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabijkomende arbeid.
Art. 1614 pa. 1. De werkgever is verplicht bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de arbeider een schriftelijke opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer over de termijn waarop het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Landsverordening Minimumlonen aanspraak heeft.
2. De opgave vermeldt voorts de naam van de werkgever en van de werknemer, de datum van indiensttreding, de termijn waarover het loon is berekend, alsmede de overeengekomen arbeidsduur.
Art. 1614q. Voor zover het in geld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijft na aftrek van hetgeen door de werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en na aftrek van hetgeen waarop derden overeenkomstig de bepalingen van deze titel rechten doen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk de achtste werkdag na die, waarop ingevolge de artikelen 1614l, 1614m en 1614o, de betaling had moeten geschieden, heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan de werkgever is toe te schrijven, aanspraak op een verhoging wegens de vertraging, welke voor de negende tot en met de twaalfde werkdag bedraagt vijf ten honderd per dag en voor elke volgende werkdag een ten honderd, met dien verstande, dat de verhoging wegens vertraging in geen geval de helft van het verschuldigde bedrag zal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhoging te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen.
Art. 1614r. 1. Behalve bij het eindigen der dienstbetrekking, is verrekening door de werkgever van zijn schuld tot uitbetaling van het loon alleen toegelaten met de volgende vorderingen op de arbeider:
1º. de door hem aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding;
2º. de boeten, door hem volgens artikel 1613s aan de werkgever verschuldigd, mits door deze een schriftelijk bewijs worde afgegeven, vermeldende het bedrag van iedere boete, alsmede de tijd waarop en de reden waarom zij is opgelegd, met opgave van de overtreden bepaling van het reglement of van de schriftelijk aangegane overeenkomst;
3º. de bijdrage tot een fonds of de inlage in de Curaçaosche Postspaarbank, door de werkgever overeenkomstig artikel 1613q, tweede lid onder 1º en 2º, ten behoeve van de arbeider gestort;
4º. de huurprijs van een woning, een lokaal, een stuk grond of van werktuigen of gereedschappen, door de arbeider in eigen bedrijf gebruikt, welke door de werkgever bij schriftelijk aangegane overeenkomst aan de arbeider zijn verhuurd;
5º. de koopprijs van gewone en dagelijkse benodigdheden der huishouding, daaronder niet begrepen alcoholhoudende drank, alsmede van grond- of hulpstoffen door de arbeider in eigen bedrijf gebruikt; een en ander door de werkgever aan de arbeider geleverd, mits van die levering blijke uit een schriftelijke, door de werkgever aan de arbeider afgegeven, verklaring, vermeldende de oorzaak en het bedrag der schuld, en mits de werkgever niet meer berekene dan de kostende prijs, en die prijs niet hoger zij dan die, waarvoor de arbeider zich die benodigdheden der huishouding, grond- of hulpstoffen elders zoude kunnen aanschaffen;
6º. de voorschotten op het loon, door de werkgever in geld aan de arbeider verstrekt, mits daarvan blijke door een verklaring als in het voorgaande nummer vermeld;
7º. het bedrag van hetgeen op het loon te veel is betaald;
8º. de door de werkgever ingevolge wettelijke regeling voor de werknemer betaalde/te betalen belastingen.
2. Ter zake van hetgeen de werkgever krachtens de nummers 2º, 3º en 5º zoude kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van de Gouverneur door hem bij elke uitbetaling van het loon niet meer worden verrekend, dan een vijfde gedeelte van het in geld vastgestelde loon, hetwelk alsdan zoude moeten worden uitbetaald; ter zake van hetgeen hij krachtens de bepalingen van dit artikel in het geheel zoude kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van de Gouverneur verrekening niet verder gaan dan tot twee vijfde gedeelten van hetzelfde bedrag.
3. Elk beding, waardoor de werkgever een ruimere bevoegdheid tot verrekening zoude worden toegekend, is nietig.
Art. 1614s. 1. Bedingen, welke de strekking hebben om een zeker bedrag van het loon op de betaaldag niet uit te betalen, zijn alleen geldig, indien zij bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement zijn gemaakt met het doel om op dit bedrag te kunnen verhalen hetgeen de arbeider bij het einde der dienstbetrekking krachtens artikel 1615o, derde lid, verschuldigd mocht zijn, en indien zij voorts voldoen aan de verdere bepalingen van dit artikel.
2. de werkgever is verplicht het niet uitbetaalde bedrag ten name van de arbeider bij de Curaçaosche Postspaarbank te beleggen. De inlage van dit bedrag geschiedt binnen drie dagen na die der loonuitbetaling, vanaf het ogenblik der loonuitbetaling wordt de arbeider geacht de eigenaar te zijn van het in te leggen bedrag.
3. Dit bedrag mag behoudens schriftelijke toestemming van de Gouverneur bij elke loonuitbetaling niet meer zijn dan een tiende gedeelte van het in geld vastgestelde, alsdan betaalbare, loon. In het geheel mag het ten hoogste het bedrag der schadeloosstelling bedoeld bij artikel 1615r evenaren.
4. Zodra de dienstbetrekking is geëindigd op een wijze, waardoor de arbeider niet tot het betalen ener schadevergoeding gelijk bij het eerste lid bedoeld, gehouden is, verlangt hij, of zijn rechtverkrijgenden, de vrije beschikking over het aldus te zijnen name ingelegde bedrag en over de daarvan gekweekte renten.
5. Alles wat betreft de inlagen en de terugbetalingen krachtens dit artikel te doen zal verder bij besluiten van de Gouverneur worden geregeld.
Art. 1614t. 1. Indien het loon des arbeiders geheel of gedeeltelijk in inwoning, kost, of andere levensbenodigdheden is vastgesteld, is de werkgever verplicht dit, mits overeenkomstig de vereisten van gezondheid en goede zeden, volgens plaatselijk gebruik te voldoen.
2. Elk beding, waardoor deze verplichting des werkgevers zoude worden uitgesloten of beperkt, is nietig.
Art. 1614u. De werkgever, die tijdelijk verhinderd is het loon, voor zover dit in inwoning, kost of andere levensbenodigdheden is vastgesteld, te voldoen, zonder dat deze verhindering het gevolg is van eigen toedoen van de arbeider, is deze een vergoeding schuldig, waarvan het bedrag bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk gebruik wordt bepaald.
Art. 1614v. De werkgever is gehouden inwonende arbeiders, zonder korting van het loon, in de gelegenheid te stellen hun godsdienstplichten te vervullen, alsmede ontspanning van de arbeid te genieten, in beide gevallen op de wijze bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk gebruik bepaald.
Art. 1614w. De werkgever is gehouden de arbeid dusdanig te regelen, dat de arbeider geen arbeid heeft te verrichten op zondagen en die dagen, die volgens verordening ten aanzien van de bedongen arbeid met zondagen worden gelijkgesteld, behalve voor zover het tegendeel is bedongen of uit de aard van de arbeid voortvloeit.
Art. 1614x. 1. De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen, waarin of waarmede hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede omtrent het verrichten van de arbeid zodanige regeling te treffen en aanwijzingen te verstrekken, dat de arbeider tegen gevaar van lijf, eerbaarheid en goed zover beschermd is, als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.
2. Zijn die verplichtingen niet nagekomen, dan is de werkgever gehouden tot vergoeding der schade aan de arbeider dientengevolge in de uitoefening zijner dienstbetrekking overkomen, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of die schade in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten, alles behoudens de betrekkelijke bepalingen van de Ongevallenregeling 1936.
3. Indien de arbeider, tengevolge het niet nakomen dier verplichtingen door de werkgever, in de uitoefening zijner dienstbetrekking zodanig letsel heeft bekomen, dat daarvan de dood het gevolg is, is de werkgever overeenkomstig artikel 108 van Boek 6 jegens de daar bedoelde personen aansprakelijk, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of de dood in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten. Het voorbehoud bij het voorgaande lid gemaakt, is ook ten deze van toepassing.
4. Elk beding, waardoor deze verplichtingen des werkgevers zouden worden uitgesloten of beperkt, is nietig.
Art. 1614y. De werkgever is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
Art. 1614z. 1. De werkgever is verplicht bij het eindigen der dienstbetrekking de arbeider op diens verlangen een getuigschrift uit te reiken.
2. Het getuigschrift bevat een juiste opgave omtrent de aard van de verrichte arbeid en de duur der dienstbetrekking, alsmede doch alleen op bijzonder verzoek van degene aan wie het getuigschrift moet worden uitgereikt, omtrent de wijze waarop de dienstbetrekking geëindigd is; heeft de werkgever de dienstbetrekking echter zonder het aanvoeren van redenen doen eindigen, dan is hij slechts gehouden zulks te vermelden, zonder verplicht te zijn de redenen zelf mede te delen. Heeft de arbeider de dienstbetrekking doen eindigen en is hij deswege schadeplichtig geworden, dan is de werkgever gerechtigd zulks in het getuigschrift te vermelden.
3. De werkgever, die weigert het gevraagde getuigschrift af te geven, die in het getuigschrift tegen beter weten onjuiste mededelingen opneemt, of die het getuigschrift van een kenmerk voorziet, bestemd om aangaande de arbeider enige mededeling te doen, welke niet in de bewoordingen van het getuigschrift is vervat, is zowel jegens de arbeider als jegens derden aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
4. Elk beding, waardoor deze verplichtingen des werkgevers zouden worden uitgesloten of beperkt, is nietig.
VIERDE AFDELING
Van de verplichtingen des arbeiders
Art. 1615. De arbeider is verplicht de bedongen arbeid naar zijn beste vermogen te verrichten. Voor zover de aard en omvang van de te verrichten arbeid niet bij overeenkomst of reglement zijn omschreven, beslist daaromtrent het gebruik.
Art.1615a. De arbeider is verplicht de arbeid zelf te verrichten; hij kan zich daarin niet dan met toestemming des werkgevers door een derde doen vervangen.
Art. 1615b. De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid alsmede aan die, welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming des werkgevers, hem door of namens de werkgever binnen de perken van de bestaande wettelijke regelingen van overeenkomst of reglement gegeven.
Art. 1615c. De arbeider, die bij de werkgever inwoont, is verplicht zich te gedragen naar de orde des huizes.
Art. 1615d. De arbeider is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
Art. 1615da. 1. De arbeider die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt
aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de betreffende overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige volzin is bepaald.
2. Afwijking van het vorige lid en van artikel 170 lid 3 van boek 6 ten nadele van de
arbeider is slechts mogelijk bij schriftelijke overeenkomst en slechts voor zover de arbeider te dier zake is verzekerd.
VIJFDE AFDELING
Van de verschillende wijzen waarop de dienstbetrekking, door arbeidsovereenkomst ontstaan, eindigt.
Art. 1615e. 1. De dienstbetrekking eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken, bij
overeenkomst of reglement, bij landsverordening of door het gebruik aangegeven.
2. Voorafgaande opzegging is in dat geval nodig:
1°. indien zulks bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement is bepaald;
2°. indien volgens landsverordening of het gebruik opzegging behoort plaats te vinden en daarvan niet, waar zulks geoorloofd is, bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement is afgeweken.
3. Een dienstbetrekking als bedoeld in het eerste lid, kan slechts tussentijds worden
opgezegd indien voor ieder der partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen.
4. Voor beëindiging van een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking is
voorafgaande opzegging nodig.
5. Elk beding krachtens hetwelk de dienstbetrekking van rechtswege eindigt wegens het
in het huwelijk treden van de arbeider is nietig.
6. Elk beding krachtens hetwelk de dienstbetrekking van rechtswege eindigt wegens
zwangerschap of bevalling van de arbeider is nietig.
7. Indien een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking, die anders dan door
rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de rechter is beëindigd, éénmaal of meermalen is voortgezet door een dienstbetrekking voor bepaalde tijd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, is in afwijking van het eerste lid, voor de beëindiging van de laatste dienstbetrekking voorafgaande opzegging nodig. De termijn voor opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd.
8. Van een voortgezette dienstbetrekking als bedoeld in het zevende lid, is eveneens
sprake indien een zelfde arbeider achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkanders opvolgers te zijn.
Art. 1615f. 1. Indien de dienstbetrekking na het verstrijken van de tijd, in het eerste lid van het voorgaande artikel omschreven, door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet, wordt zij geacht voor dezelfde tijd, doch telkens ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden te zijn aangegaan.
2. Hetzelfde geldt, wanneer in de gevallen, waarin opzegging nodig is, tijdige opzegging achterwege blijft en de gevolgen van de voortzetting der dienstbetrekking niet opzettelijk zijn geregeld.
3. (vervallen bij P.B. 2000, 68)
4. (vervallen bij P.B. 2000, 68)
5. (vervallen bij P.B. 2000,68)
Art. 1615 fa. 1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:
a. dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden; dan wel
b. meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane dienstbetrekkingen elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van minder dan drie maanden;
geldt de laatste dienstbetrekking als aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende
dienstbetrekkingen tussen arbeider en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn.
3. Het eerste lid, onderdeel a en laatste zinsnede, is niet van toepassing op een
dienstbetrekking aangegaan voor niet meer dan drie maanden, die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane dienstbetrekking voor 36 maanden of langer.
4. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van
de eerste dienstbetrekking als bedoeld onder a of b van het eerste lid.
5. Van het eerste, tweede, derde en vierde lid kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst ten nadele van de arbeider worden afgeweken.
Art. 1615g. (vervallen bij P.B. 2000, 68)
Art. 1615h. 1. Opzegging kan geschieden tegen elke dag, tenzij bij schriftelijke
overeenkomst of reglement daarvoor een andere dag is aangewezen.
2. De werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd dat de arbeider ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid tengevolge van ziekte of ongeval, tenzij de ongeschiktheid tenminste een jaar heeft geduurd. Evenmin mag de werkgever, op straffe van nietigheid, opzeggen gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca.
3. de werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd dat een meerderjarige arbeider verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij, anders dan met het oogmerk om de krijgsdienst of andere overheidsdienst bij wijze van zijn beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een verbintenis door hem jegens de overheid aangegaan, ten aanzien van ’s Lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde. Hetzelfde geldt ten aanzien van de minderjarige arbeider, indien de dienstbetrekking op het ogenblik waarop de verhindering aanvangt, ten minste zes maanden heeft geduurd.
4. Van het bepaalde in het tweede en het derde lid kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst.
5. De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens het huwelijk van de arbeider.
6. De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens het lidmaatschap van de werknemer van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van de leden als werknemer te behartigen dan wel wegens activiteiten ten behoeve van die vereniging, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht en de werkgever daaraan op redelijke gronden zijn toestemming heeft onthouden.
Art. 1615i. 1. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een dienstbetrekking die op de dag van opzegging:
a. korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden;
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
2. De door de arbeider in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand.
3. Indien de toestemming als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening beëindiging
arbeidsovereenkomsten, respectievelijk de beoordeling als bedoeld in artikel 5 van evengenoemde landsverordening, is gegeven, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de in artikel 4 respectievelijk 5 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten genoemde termijn, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de resterende termijn van opzegging als bedoeld in de eerste volzin, korter dan één maand bedraagt.
4. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst
worden verkort. De termijn kan bij schriftelijke overeenkomst worden verlengd.
5. Van de termijn, bedoeld in het tweede lid, kan bij schriftelijke overeenkomst worden
afgeweken. De termijn van opzegging door de arbeider mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die van de arbeider. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de termijn van opzegging voor de werkgever als bedoeld in de tweede volzin, wordt verkort, mits die termijn niet korter is dan die voor de arbeider.
6. Voor de toepassing van het eerste lid worden dienstbetrekkingen geacht een zelfde
niet onderbroken dienstbetrekking te vormen in geval van herstel van de dienstbetrekking ingevolge artikel 1615t.
Art. 1615j. (vervallen bij P.B. 2000, 68)
Art. 1615k. (vervallen bij P.B. 2000, 68)
Art. 1615l. De dienstbetrekking eindigt door dood van de arbeider.
Art. 1615m. De dienstbetrekking eindigt niet door de dood van de werkgever tenzij uit de overeenkomst het tegendeel voortvloeit. Echter zijn zowel de erfgenamen van de werkgever als de arbeider bevoegd de dienstbetrekking, voor een bepaalde tijd aangegaan, door opzegging met inachtneming van de bepalingen der artikelen 1615h en 1615i te doen eindigen, als ware zij aangegaan voor onbepaalde tijd.
Art. 1615n. 1. Een proeftijd, gedurende welke ieder der partijen bevoegd is de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, kan, op straffe van nietigheid, uitsluitend bij schriftelijke overeenkomst worden overeengekomen. Elk beding waarbij de proeftijd niet voor beide partijen gelijk, of op langer dan twee maanden gesteld wordt, alsmede elk beding, waarbij door het aangaan van een nieuwe proeftijd de gezamenlijke proeftijden langer dan twee maanden worden, is nietig.
2. Bij een zodanige beëindiging is het bepaalde in de artikelen 1615s en 1615t niet van toepassing.
Art. 1615o. 1. Ieder der partijen kan de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen doen eindigen, doch de partij, die dit doet zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij zij de dienstbetrekking aldus doet eindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden.
2. Eveneens is schadeplichtig de partij, die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, indien de wederpartij van die bevoegdheid heeft gebruik gemaakt of de rechter op die grond krachtens artikel 1615w de arbeidsovereenkomst ontbonden heeft verklaard.
3. Ingeval een der partijen schadeplichtig is, heeft de wederpartij de keus de in artikel 1615r genoemde schadeloosstelling of een volledige schadevergoeding te vorderen.
Art. 1615p. 1. Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van het voorgaande artikel beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren.
2. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht worden:
1°. wanneer de arbeider bij de afsluiting der overeenkomst de werkgever heeft misleid door het vertonen van valse of vervalste getuigschriften, of deze opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven omtrent de wijze waarop zijn vorige dienstbetrekking is geëindigd;
2°. wanneer hij, in ernstige mate, de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid waarvoor hij zich heeft verbonden;
3°. wanneer hij zich ondanks waarschuwing overgeeft aan dronkenschap of ander liederlijk gedrag;
4°. wanneer hij zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt;
5°. wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medearbeiders mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt;
6°. wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medearbeiders verleidt of tracht te verleiden tot handelingen strijdig met de wetten of de goede zeden;
7°. wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, des werkgevers eigendom beschadigt, of aan ernstig gevaar blootstelt;
8°. wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, zichzelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt;
9°. wanneer hij bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van de werkgever, welke hij behoorde geheim te houden, bekend maakt;
10°.wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt;
11°.wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt welke de overeenkomst hem oplegt;
12°.wanneer hij door opzet of roekeloosheid buiten staat geraakt of blijft de bedongen arbeid te verrichten.
3. Bedingen, waardoor aan de werkgever de beslissing wordt overgelaten of er een dringende reden in de zin van artikel 1615o, eerste lid, aanwezig is, zijn nietig.
Art. 1615q. 1. Voor de arbeider worden als dringende redenen in de zin van artikel 1615o, eerste lid, beschouwd zodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben, dat van de arbeider redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren.
2. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:
1°. wanneer de werkgever de arbeider, diens familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt, of gedoogt dat dergelijke handelingen door een zijner huisgenoten of ondergeschikten worden gepleegd;
2°. wanneer hij de arbeider, diens familieleden of huisgenoten verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden, of gedoogt dat dergelijke verleiding of poging tot verleiding door een zijner huisgenoten of ondergeschikten worden gepleegd;
3°. wanneer hij het loon niet op de bepaalde tijd voldoet;
4°. wanneer hij, waar kost en inwoning bedongen zijn, niet op behoorlijke wijze daarin voorziet;
5°. wanneer hij de arbeider, wiens loon afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid is vastgesteld, geen voldoende arbeid verschaft;
6°. wanneer hij de arbeider, wiens loon afhankelijk van de te verrichten arbeid is vastgesteld, de bedongen hulp niet of niet in behoorlijke mate verschaft;
7°. wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt welke de overeenkomst hem oplegt;
8°. wanneer hij, zonder dat de aard der dienstbetrekking dit medebrengt, de arbeider, niettegenstaande diens weigering, gelast, arbeid in het bedrijf van een andere werkgever te verrichten;
9°. wanneer de voortduring der dienstbetrekking voor de arbeider zou verbonden zijn met ernstige gevaren voor leven, gezondheid, zedelijkheid of goede naam, welke niet blijkbaar waren ten tijde van het sluiten der overeenkomst;
10°.wanneer de arbeider door ziekte of andere oorzaken zonder zijn toedoen buiten staat is geraakt de bedongen arbeid te verrichten.
3. Bedingen, waardoor aan de arbeider de beslissing wordt overgelaten, of er een dringende
reden in de zin van artikel 1615o, eerste lid, aanwezig is, zijn nietig.
Art. 1615r. 1. De schadeloosstelling, bedoeld in artikel 1615o, derde lid, is gelijk aan het
bedrag van het in geld vastgestelde loon voor de tijd, dat de dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren.
2. Is het loon van de arbeider, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, niet naar tijdruimte
vastgesteld, dan geldt de maatstaf van artikel 1613m, tweede zin.
3. Elk beding, waarbij ten behoeve van de arbeider een schadeloosstelling tot een lager bedrag
wordt bedongen, is nietig. Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement mag een
schadeloosstelling tot een hoger bedrag worden vastgesteld. De rechter is bevoegd de
schadeloosstelling, zo deze hem met het oog op de omstandigheden van het geval bovenmatig
voorkomt, op een kleinere som te bepalen, doch niet op minder dan het in geld vastgestelde loon
voor de duur van de opzeggingstermijn ingevolge de artikelen 1615h, 1615i en 1615j, noch op minder
dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden.
4. Indien de door de arbeider verschuldigde schadeloosstelling meer bedraagt dan het in geld
vastgestelde loon voor een maand of de door de werkgever verschuldigde schadeloosstelling meer
bedraagt dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden, kan de rechter toestaan, dat de
schadeloosstelling op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
5.Van het bedrag der verschuldigde schadeloosstelling is de wettelijke rente verschuldigd,
te rekenen vanaf de dag, waarop de dienstbetrekking is geëindigd.
Art. 1615s. 1. Indien een der partijen de dienstbetrekking al of niet met inachtneming van de
voor beëindiging geldende bepalingen, kennelijk onredelijk doet eindigen, kan de rechter steeds aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding toekennen.
2. Beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal onder andere kennelijk
onredelijk geacht kunnen worden:
1°. wanneer deze geschiedt zonder opgave van reden of onder opgave van een voorgewende of valse reden;
2°. wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de arbeider getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen der beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging;
3°. wanneer deze geschiedt in verband met een verhindering van de arbeider om de bedongen arbeid te verrichten, als bedoeld in artikel 1615h, derde lid;
4°. wanneer deze geschiedt in afwijking van een in de bedrijfstak of de onderneming krachtens wettelijke regeling of gebruik geldende getalsverhouding- of anciënniteitsregeling, tenzij hiervoor zwaarwichtige gronden aanwezig zijn.
3. Beëindiging van de dienstbetrekking door de arbeider zal onder andere kennelijk onredelijk
geacht kunnen worden:
1°. wanneer deze geschiedt zonder opgave van reden of onder opgave van een voorgewende of valse reden;
2°. wanneer de gevolgen der beëindiging voor de werkgever te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de arbeider bij de beëindiging.
4. Bedingen waardoor aan een der partijen de beslissing wordt overgelaten of de
dienstbetrekking al of niet kennelijk onredelijk is beëindigd, zijn nietig.
Art. 1615t. 1. De rechter kan de partij, die schadeplichtig is geworden volgens artikel 1615o
of die de dienstbetrekking kennelijk onredelijk doet eindigen, ook veroordelen de dienstbetrekking te
herstellen.
2. Indien de rechter een zodanige veroordeling uitspreekt, kan hij bepalen voor of op welk
tijdstip de dienstbetrekking moet worden hersteld en kan hij voorzieningen treffen omtrent de
rechtsgevolgen van de onderbreking.
3. De rechter kan in het vonnis, houdende veroordeling tot herstel der dienstbetrekking,
bepalen dat de verplichting tot herstel vervalt door betaling van een in het vonnis vastgestelde
afkoopsom. Is in het vonnis geen afkoopsom vastgesteld, dan zal de rechter deze alsnog vaststellen,
indien een der partijen daartoe een verzoek indient.
4. Een zodanig verzoek, door de tot herstel veroordeelde partij ingediend, schorst de
tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover betreft de veroordeling tot herstel der dienstbetrekking
totdat op het verzoek is beslist, met dien verstande dat, wanneer het verzoek is ingediend door de
werkgever, deze in ieder geval verplicht blijft gedurende de schorsing het loon te betalen.
5. De rechter stelt de hoogte der afkoopsom met het oog op de omstandigheden van het geval
naar billijkheid vast; hij kan toestaan dat de afkoopsom op de door hem te bepalen wijze in termijnen
wordt betaald. Indien een afkoopsom wegens het niet naleven van een verplichting om een
dienstbetrekking te herstellen op andere wijze is vastgesteld kan de rechter het bedrag van de
verschuldigde afkoopsom op verzoek van de meest gerede partij wijzigen in zodanig bedrag als hem
met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen en kan hij toelaten dat de
afkoopsom op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
Art. 1615u. 1. Ieder vorderingsrecht krachtens artikel 1615o, derde lid, 1615s, eerste lid en
1615t, eerste lid, verjaart na verloop van zes maanden.
Art. 1615v. 1. Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor langer dan vijf jaren of voor de
duur van het leven van een bepaalde persoon, is niettemin de arbeider bevoegd, van het ogenblik
waarop vijf jaren sedert haar aanvang zijn verlopen, haar op te zeggen met inachtneming van een
termijn van zes maanden.
Art. 1615w. 1. Ieder der partijen is te allen tijde bevoegd zich wegens gewichtige redenen tot
de rechter te wenden met het schriftelijk verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Elk
beding, waardoor deze bevoegdheid wordt beperkt of uitgesloten, is nietig.
2. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden, welke een dringende reden,
als bedoeld in artikel 1615o, eerste lid, zouden hebben opgeleverd, indien de dienstbetrekking
deswege onverwijld beëindigd ware, alsook veranderingen in de omstandigheden, welke van dien
aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3. De rechter willigt het verzoek niet in dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de
wederpartij.
4. Indien de rechter het verzoek inwilligt, bepaalt hij op welk tijdstip de dienstbetrekking
eindigt.
5. Indien de rechter het verzoek inwilligt wegens veranderingen in de omstandigheden, kan
hij, zo hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, aan een der partijen
ten laste van de wederpartij een vergoeding toekennen; hij kan toestaan dat de vergoeding op door
hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
6. Alvorens een ontbinding, waaraan een vergoeding verbonden wordt, uit te spreken, stelt de
rechter de partijen van zijn voornemen in kennis en stelt hij een termijn, binnen welke de verzoeker de
bevoegdheid heeft zijn eis in te trekken.
7. Indien de verzoeker dat doet, zal de rechter alleen een beslissing geven omtrent de
proceskosten.
8. Tegen een beschikking krachtens dit artikel is generlei voorziening toegelaten.
Art. 1615x. De bepalingen van deze afdeling sluiten voor geen van beide partijen de
mogelijkheid uit van ontbinding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst
en van schadevergoeding. De ontbinding kan slechts door de rechter worden uitgesproken.
|