|
(P.B. 1972, no. 111)
LANDSVERORDENING van de 31ste mei 1972 houdende bijzondere regelen ten aanzien van de beëindiging van arbeidsovereenkomsten. Tekst in P.B. 1972, no. 111; inwtr. M.i.v. 30 maart 1974 (P.B. 1974, no. 42); gewijzigd bij:
1. de Landsverordening van de 8ste maart 1978 (P.B. 1978, no. 102);
2. de Landsverordening van de 15de april 1985 (P.B. 1985, no 55);
3. de Landsverordening van de 16de februari 1996 (P.B. 1996, no 22);
4. de Landsverordening van de 11de september 1997 (P.B. 1997, no. 237);
5. de Landsverordening van de 27ste juli 2000 (P.B. 2000, no. 68);
6. de Landsverordening van de 16de februari 2004 (P.B. 2004, no. 16);
Artikel 1
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
a. Directeur de Directeur van het Departement van Arbeid en Sociale Zaken. In de eilandgebieden Bonaire, Saba, St. Eustatius en St. Maarten diens vertegenwoordiger:
b. werknemer: de arbeider, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen:
c.werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen;
d. dringende reden zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer,
voor de werkgever: welke ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren.
Artikel 2
Deze landsverordening is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst van:
a. werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam;
b. onderwijzend en docerend personeel, werkzaam bij onderwijsinrichtingen, staande onder beheer van een natuurlijk of rechtspersoon;
c. personen, die een geestelijk ambt bekleden;
d. werknemers, die uitsluitend of in hoofdzaak huishoudelijk of persoonlijke diensten in de huishouding van private personen verrichten.
e. directeuren van een vennootschap, of een doelvermogen
Artikel 2a
1. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege van het betreffende Eilandgebied bedrijfstakken aangewezen ten
aanzien waarvan voor de beëindiging van de binnen die bedrijfstakken aangegane arbeidsovereenkomsten de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening, al dan niet voor een bepaalde tijd, niet van toepassing zijn. Intrekking van de ministeriële beschikking geschiedt eveneens op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege.
2. Een bedrijfstak, bedoeld in het eerste lid, dient te zijn een bedrijfstak, die naar de aard van de ondernemingsactiviteiten geclassificeerd kan worden in één van de volgende sectoren:
a. bouw en reparatie van schepen;
b. bouwnijverheid;
c. hotels en restaurants;
d. vervoer, opslag en communicatie
e. onroerend goed activiteiten;
f. computer- en aanverwante activiteiten;
g. industrie;
h. openbare nutsbedrijven;
i. groot- en kleinhandel, reparatie van motorvoertuigen en huishoudelijke produkten;
j. financiële dienstverlening;
k. landbouw, jacht en bosbouw;
l. visserij, viskwekerijen en aanverwante activiteiten;
m. mijnbouw
n. internationale commerciële onderwijs-instituten.
3. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden op schriftelijk verzoek van
het Bestuurscollege van het betreffende Eilandgebied bedrijven aangewezen ten aanzien waarvan voor de beëindiging van de bij die bedrijven aangegane arbeidsovereenkomsten de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening, al dan niet voor een bepaalde tijd, niet van toepassing zijn. Intrekking van de ministeriële beschikking geschiedt eveneens op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege.
4. Een bedrijf, bedoeld in het derde lid, dient te zijn een bedrijf dat:
a. naar de aard van de ondernemings-activiteiten een sterk variërend arbeidsvolume
heeft; of
b. gevestigd is in een vrije zone als bedoeld in de Landsverordening Vrije Zones 1975
(P.B. 1975, no. 211); of
c. door zijn vestiging in de Nederlandse Antillen bijdraagt aan verbreding van de
economische basis of diversificatie van de economie van de Nederlandse Antillen, dan wel door zijn werkzaamheid na vestiging hier te lande een deviezengenerende werking zal hebben.
5. Een bedrijf, waarop de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening ingevolge een
ministeriële beschikking met algemene werking, bedoeld in het eerste of derde lid, niet van toepassing zijn, is verplicht de Directeur onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van de beeindiging van een arbeidsovereenkomst, waarvoor hij zonder evenbedoelde ministeriële beschikking toestemming van die Directeur als bedoeld in artikel 4, nodig zou hebben.
Artikel 3
1. Bij landsbesluit wordt zoveel mogelijk voor elk eilandgebied afzonderlijk een
commissie benoemd die tot taak heeft de Directeur van advies te dienen met betrekking tot ieder bij hem ingediend verzoek om toestemming tot het beëindigen van een arbeidsovereenkomst.
2 Elke commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste vier overige leden, alsmede
hun plaatsvervangers.
3. De voorzitter en zijn plaatsvervanger mogen niet werkzaam zijn bij het Departement van Economische Zaken of het Departement van Arbeid en Sociale Zaken. Van de overige leden zomede van hun plaatsvervangers wordt de helft benoemd op voordracht van werkgeversorganisaties en de helft op voordracht van werknemersorganisaties.
4. Een lid of plaatsvervangend lid van een commissie wordt ontslagen, indien de werkgevers- of werknemersorganisatie die de voordracht voor zijn benoeming heeft gedaan, dit verzoekt.
5. De voorzitter en de leden van een commissie zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij in hun hoedanigheid vernemen, voorzover mededeling daarvan niet bij of krachtens landsverordenig is voorgeschreven.
Artikel 4
1 Het is de werkgever verboden de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder toestemming van de Directeur dan wel in strijd met een voorwaarde waaronder de toestemming is gegeven.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet:
a. indien de beëindiging geschiedt om een dringende aan de werknemer onverwijld medegedeelde reden;
b. indien de beëindiging geschiedt met wederzijds goedvinden;
c. indien de beëindiging geschiedt tijdens de proeftijd;
d. Indien de opzegging geschiedt ten gevolge van het faillissement van de werkgever;
e. Indien de beëindiging betrekking heeft op een al dan niet voortgezette arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en die beëindiging plaatsvindt tegen de in die overeenkomst opgenomen einddatum, tenzij het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft, als bedoeld in artikel 1615e, zevende of achtste lid, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen.
3. De Directeur besluit binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie, bedoeld in artikel 3, doch in ieder geval binnen zes weken na ontvangst van het verzoek om toestemming tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. In bijzondere gevallen kan de Minister van Arbeid en Sociale Zaken op verzoek van de Directeur bij met redenen omklede beschikking de termijn van zes weken verlengen tot ten hoogste twaalf weken.
4. Het verzoek om toestemming tot het beëindigen van een arbeidsovereenkomst wordt gedaan door indiening van een ingevuld en ondertekend formulier bij de Directeur. Het model van dit formulier wordt vastgesteld door de Minister van Arbeid en Sociale Zaken en in het Publicatieblad bekend gemaakt. Het verzoek wordt geacht niet te zijn gedaan, zolang de in het formulier vereiste gegevens niet zijn verstrekt en de daarin vereiste bewijsstukken niet zijn overgelegd.
Artikel 5
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 dient een werkgever, zodra hij voornemens is binnen een termijn van drie maanden vijf en twintig werknemers of meer dan wel meer dan 25% van het aantal werknemers in een vestiging ener onderneming, voorzover dit percentage niet resulteert in vijf of minder werknemers, te ontslaan dit voornemen minstens twee maanden voor het beëindigen der arbeidsovereenkomst aan de Directeur te kennen te geven.
2. Binnen acht dagen na de kennisgeving legt de werkgever aan de Directeur een afvloeiingsplan voor.
3. De Directeur geeft zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het afvloeiingsplan een schriftelijk oordeel ter zake. Artikel 4, derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
4. Het is de werkgever verboden een arbeidsovereenkomst te beeindigen, zolang de Directeur, met inachtneming van het derde lid, geen beoordeling heeft gegeven.
Artikel 6
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter uitvoering van de bepalingen van deze landsverordening.
Artikel 7
1. Handelingen in strijd met artikel 4, eerste lid, en 5, vierde lid, zijn nietig
2. De werknemer kan deze nietigheid gedurende zes maanden inroepen.
Artikel 7a
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.
2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
a. alle inlichtingen te vragen;
b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.
3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterkt arm.
4. Bij landsbesluit, houdenden algmene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.
5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
Artikel 8
1. Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 2a, vijfde lid, artikel 4, eerste lid, of artikel 5 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gelden.
2. De strafbare feiten bedoeld in het eerste lid worden beschouwd als overtredingen.
Artikel 8a
1. Overtreding van het voorschrift gesteld in artikel 3, vijfde lid, wordt, voorzover opzettelijk begaan, beschouwd als misdrijf en gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
2. Overtreding van het voorschrift bedoeld in het eerste lid wordt, voozover niet opzettelijk
begaan, beschouwd als ovetreding en gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
3. Indien de overtreding tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt zij slechts vervolgd op diens klacht.
Artikel 9
(Vervallen)
Artikel 10
(Vervallen)
Artikel 11
(Vervallen)
Artikel 12
Deze Landsverordening kan worden aangehaald als “Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten” en treedt in werking met ingang van een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.
|